De mens is wel getypeerd als het constitutief thuisloze wezen. Naakt geboren, maar niet zonder huis kunnend, moet hij zich altijd een huis verwerven. Daardoor blijft het altijd een keuze, een noodzakelijke keuze dat wel, maar een keuze die anders had kunnen zijn en die anders kan zijn. Ons thuis is nooit definitief, hoe zeer we daar ook naar verlangen. Dat maakt ons in zekere zin onaf, altijd fundamenteel open om iets of ergens anders te zijn, altijd in een tussenstadium tussen we nu zijn en wat we worden.
Het is gezegd dat dit de mens onderscheidt van de andere dieren. Een konijn hoort thuis in zijn hol, een slak hoort thuis in zijn huis, maar de mens hoort nergens thuis en tegelijkertijd overal: want alles wat kan kan.
Hier in Thailand kwam ik een dier tegen dat in dit opzicht bijzonder veel op de mens lijkt: geen aapje, maar een krabbetje. Deze soort heeft van zichzelf geen schild, maar ze hebben wel bescherming nodig. Daarom gebruiken ze alles wat op een huisje lijkt als schild en slepen dat met zich mee. Nooit definitief: wanneer ze groeien of een beter huis tegen het lijf lopen dan wisselen ze. Rond onze bungalow bestond er een levendige huizenmarkt en de meest opvallende en verschillende huizen werden rondgesleept. Zo keken we vanuit de vakantiebungalow, waar we iets zochten wat we thuis niet hadden, naar deze logenoten van de mens. De krab op de foto had smaak en een hele elegante schelp uitgekozen.