Monthly Archives: January 2010

Achter de Façade

Maai nauwkeurig afgesteld
Uw gazon, opdat het kort blijft
En dichtbegroeid als een tapijt
Onder opgepoetste schoenen
Op een droge zomeravond
Lichtvoetig, zachtjes aangeschoten
Buigzaam en behandelbaar
Zodat, wanneer het er op aankomt
De conversatie wordt gedragen
Droog boven de aarde
Het belangrijkste: het maaien!

Maar hark bij bladeren en vlagen
Wied handhandig en secuur
Hou de mollen in de gaten
Eén hoop kan alles doen vervagen
En steek kaarsrecht de kanten weg
Met deze stalen spade
Tot daar, geen centimeter verder
Achter de Façade is het kaal!
Dat was het,
Anders nog iets?
-Meneer, er is niets anders!

Jong en Oud

“Zeg jongen laat jij een snor staan?”
-“Nee oma, ik  scheer me gewoon niet zo vaak.”
-”O, sa sa. Ja, de jonge mensen doen wat ze willen tegenwoordig”
Een oud heertje schuifelt traag de kamer binnen: “Kan ik hier zitten?”
-”Nee, hier zijn geen zusters” antwoordt mijn oma resoluut.
De man draait zich moeilijk om en loopt weer naar buiten.
-”Ik vind het wel leuk dat je er bent jongen.”
Mijn oma kijkt vanaf haar stoel naar buiten. Het sneeuwt zachtjes. Ze gaat rechtop zitten en pakt de twee sleutels die om haar nek hangen. Ze houdt ze dichtbij haar gezicht en kijkt of ze er nog zijn. Dan kijkt ze weer naar mij: “Zeg jongen laat jij een snor staan?”
-”Ja oma, het moest er eens van komen. Ik heb het lang uitgesteld, maar ik be er oud genoeg voor.”
-”O, sa sa. Ja, als je dat wilt moet je dat doen natuurlijk. Ik vind het trouwens leuk dat je er bent, echt heel erg leuk.”
Het oude heertje schuifelt de kamer weer binnen:  “Kan ik hier zitten?”
-”Nee, hier zijn geen  zusters!”
Het oude heertje draait weer om.
-”Laat jij trouwens een snor staan?”
-”Nee ik heb hele snelle baardgroei. Vanmorgen nog geschoren en nu staat ie er alweer.”
-”Ja die is mooi!” zegt mijn oma terwijl ze met haar hoofd schudt.
Ze draait zich naar de tafel en vraagt met een zachte stem: “Leeft mijn moeder feitelijk nog?”
-”Nee, oma. Als je moeder nog zou leven zou ze nu honderdvijftig zijn.”
-”O” knikt mijn oma begrijpend. Ze moet lachen. “Ja, dat is waar natuurlijk. Zeg jongen?”
-”Ja oma?”
Ze kijkt me plots met grote ogen  aan: “Kom eens hier, buig eens naar voren.”
Verbaasd over de nieuwe zin  buig ik naar voren. Met haar hand pakt ze in mijn haren: “O, ja, ja, kijk eens aan.” mompelt ze.
-”Wat is er?” vraag ik vlug.
-”Nee niks, maar volgens mij zie ik daar een grijze haar.”
Geschrokken ga ik  rechtop zitten. Mijn oma begint te zingen: “Ik heb eerbied voor jouw grijze haren.” Na de eerste zin, stopt ze. Ze pakt de sleutels om haar nek en controleert ze aandachtig. Ik kijk om me heen of er een spiegel in de ruimte hangt. Helaas. Wanneer mijn oma gezien heeft dat de sleutels er hangen kijkt ze weer naar me op: “Zeg jongen.”
-”Ja oma.” antwoord ik gespannen.
-”Laat jij een snor staan?”
-”Nee dat is gewoon een stoppelbaardje. Dat is stoer onder jonge mensen.”
-”O sa sa, is dat zo. De jonge mensen doen wat ze willen he jongen?”
-”Ja oma” antwoord ik heel serieus  “de jonge mensen doen wat ze willen.”

Zoet

Jij bent zo zoet.
Zo zoet als suiker.
Je buik is een glimmende boterkoek;
Je navel de amandel.
Je wangen zijn appelschijfjes
in gelatine met kaneel;
Je borsten zoete zachte soesjes;
Je tepels rode gekonfijte kersen
En je lippen chocolaatjes
gevuld met frisse mint.
Je dijen zijn roze marsepeinen varkentjes;
Je schaamhaar bruine basterdsuiker;
Je kut een warm flensje, bedekt met smeltend ijs
En je ogen twee lieve glanzende honingdropjes.
Na iedere bittere pil;
Na elke zure appel;
Na alle harde hartige dagen.
Wil ik bij jou thuiskomen;
Van jou snoepen;
Jou proeven;
Want jij bent zo zoet;
Zo zoet als suiker.